Hoe werkt het dyslectisch brein?
Mensen met dyslexie verwerken informatie in hun hersenen anders dan de meeste mensen. Dit hebben zij gemeen met mensen met AD(H)D, hoogbegaafdheid, dyslcalculie, Asperger en PDD-NOS.
Ze denken anders. De meerderheid van de mensen heeft een voorkeur voor het denken met de linker hersenhelft, dyslectici vooral voor hun rechter hersenhelft. Dat levert een andere denkwijze en leerstijl op, die wij het conceptuele denken noemen. Deze visie heeft haar bedding in de theorievorming over het beelddenken en hebben wij ontwikkeld door jarenlang volwassenen met dyslexie (meer dan 1000!) te coachen. Deze visie krijgt in Nederland steeds meer support, maar wordt vooral gesteund en bevestigd door veel Amerikaanse onderzoeken.
Denken via vooral de rechterhersenhelft
Bij dyslectici is de rechterhersenhelft in het denken, in het verwerken van informatie, dominant. Dat betekent dat er een sterke voorkeur bestaat voor het denken via deze rechter-hersenhelft. Iemand die dyslectisch is, heeft volgens ons een natuurlijke zwakte voor het verwerken van taal, net zoals andere mensen bijvoorbeeld moeite hebben met tekenen, muziek of rekenen. Alleen valt dat vaak minder op in onze talige maatschappij.
Wat doen de beide hersenhelften?
De rechterhersenhelft is verantwoordelijk voor o.a.:onze verbeelding;
van groot naar klein werken/kijken
ruimtelijke oriëntatie;
de intuïtie en het onderbewustzijn;
onze creativiteit en ritme;
empathisch zijn;
het leggen van verbanden;
meerdere dingen tegelijk kunnen doen;
het snel kunnen scannen en verwerken van informatie;
op overeenkomsten letten;
kunnen improviseren;
met een groothoeklens kijken.
De linkerhersenhelft is verantwoordelijk voor o.a.:
de taal;
van klein naar groot werken/kijken
logisch redeneren;
het analyseren van situaties;
systematiek aanbrengen;
het stap voor stap iets aanpakken;
het aanbrengen van routine in dagelijkse vaardigheden;
omgaan met cijfers;
op de verschillen letten en gericht zijn op details;
precies en geordend zijn;
onderdelen zien;
kijken met een telelens.
Hoe ontstaat conceptueel denken?
Wanneer iemand voor één van beide hersenhelften dominant is in het denken, 'bepalen' de eigenschappen van die hersenhelft de manier van informatie verwerken en de manier van leren.
Dominantie van de linkerhersenhelft in het denken, noemen wij lijndenken of lineair denken. Dominantie van de rechterhersenhelft in het denken, noemen wij conceptueel denken. Dit wordt ook wel beelddenken genoemd. Niet alle conceptueel denkers zijn dyslectisch, andersom geldt dat wel. Alle dyslectici zijn conceptueel denkers, net als mensen met dyscalculie, AD(H)D en hoogbegaafdheid. Veel, maar misschien wel alle, conceptueel denkers zijn ook hooggevoelig.
Dit betekent overigens niet dat conceptueel denkers niet logisch kunnen denken, maar hun logica is wel anders.
Download hier onze GRATIS folder over dyslexie!
Luister naar mensen die vertellen over hun dyslexie of hun brein:
In deze podcasts krijg je nog meer inzicht hoe het brein van conceptueel denkers werkt. Je kunt ze beluisteren door op het ► play symbool te klikken.
Meer podcasts luisteren? Klik hier.
Dyslectici vaker linkshandig!
Dyslectici zijn rechts dominant in het denken, net zoals velen ook met hun hand, voet, oog en oor rechts dominant zijn.
Linkshandigheid komt onder dyslectici echter vaker voor dan bij niet-dyslectici. Hoe dit alles precies werkt in de hersenen, lees je in hoofdstuk 3 in ons boek "Dyslexie: stoornis of intelligentie".
Voor wie nog verder wil gaan:
Een andere organisatie van de hersenen
Wanneer de hersenen van dyslectici worden onderzocht, wordt vaak gefocust op wat er in de linker hersenhelft misgaat en specifiek waarom drie gebiedjes niet in dezelfde mate geactiveerd worden zoals bij niet-dyslectici (en dus "normale" lezers). Een uitzondering daarop is de psychiater Casanova die de verbindingen tussen zenuwcellen in de hersenen heeft bestudeerd. Zijn conclusie uit een onderzoek uit 2010 is dat er twee verschillende soorten "bedrading" aanwezig zijn bij verschillende groepen individuen. Bij de ene groep zijn de verbindingen tussen de neuronen dicht op elkaar en met kortere verbindingen via de axonen waardoor zij fysiek kleine en heel lokale circuits vormen. Axonen zijn zeg maar de "armen" van de neuronen die verbinding maken met de andere neuronen. In de andere groep is de ruimte tussen de neuronen groter en vormen de ook veel langere axonen meer verbindingen met de meer afgelegen delen van de hersenen. Hij ontdekte dat deze manier van bedrading grote gevolgen heeft voor de manier waarop de hersenen functioneren en voor de taken waarin deze individuen uitblinken.
Kleine lokale circuits zorgen ervoor dat het individu goed in staat is om detail-georiënteerde taken uit te voeren (zoals ook de taal dat ook is), dat zij überhaupt meer op de fijne details gericht zijn en goed zijn in het uitvoeren van routinematige taken. Dit zijn de lijndenkers.
Dyslectische hersenen bevatten allemaal ver uit elkaar liggende neuronen en veroorzaken zo fysiek grotere hersencircuits. Zij zien daardoor het grotere geheel, zien sneller ongebruikelijke of verre verbanden, plaatsen dingen in de context van situaties, herkennen sneller de essentie der dingen, maar zijn dus veel zwakker in de verwerking van fijne details en minder efficiënt zijn in routinetaken.
Een globale weergave van die organisatie van de dyslectische hersenen in te zien in het plaatje hierboven.
Dit onderzoek kan verklaren waarom dyslectici de talenten en zwakheden hebben die zij hebben, maar vergt zeker nader onderzoek. Interessant zou bijvoorbeeld zijn hoe de hersenen van mensen met AD(H)D en dyscalculie georganiseerd zijn, omdat zij volgens ons ook conceptueel denkers zijn. Wij denken dat er op de een of andere manier sprake is van een geleide schaal zoals die wel vaker in de natuur aanwezig is. Een geleide schaal van de conceptuele denkers aan de ene kant en aan de andere kant.
Meer hierover in hoofdstuk 3 van ons boek "Dyslexie: stoornis of intelligentie".
Overigens wordt dit Amerikaanse onderzoek van Casanova uitgebreid beschreven in het boek "Dyslexie als kans." van B. Eide en F. Eide uit 2012 en vertaald in 2019.